4.3.4.3 Orientatie

Waar de orientatie van het ene groepslid is gericht op resultaten, stelt de ander het proces centraal. Het is van belang gebruik te maken van deze natuurlijke diversiteit.

Hoe doe ik dat?

  1. U handelt als facilitator altijd op drie communicatieve niveaus: inhoud, proces en relatie (zie ELO-Communicatie: Niveaus)
  2. U onderzoekt bij ieder teamlid waarop hij georiënteerd is: de taak, de relatie of het individu zelf. Teamleden die reageren vanuit een taakoriëntatie zijn voornamelijk gericht op de opdracht en het resultaat hiervan. Personen die gericht zijn op de relatie, vinden het vooral belangrijk om in gezamenlijkheid en in goede sfeer met elkaar aan het werk te zijn. Mensen met een ik-gerichte oriëntatie streven naar individuele vrijheden en voor het erkennen van verschillen in aanpak en denken
  3. U beseft dat in elk team alle drie de oriëntaties nodig zijn. Belangrijk is dat de teamleden elkaars oriëntatie accepteren en niet de eigen voorkeursoriëntatie aan de anderen proberen op te leggen, inclusief uw eigen oriëntatie als facilitator
  4. U onderzoekt hoe elk teamlid zich verhoudt tot het vraagstuk; waar de één gecommitteerd is om aan de slag te gaan, zal een ander misschien nog de nodige hobbels moeten overwinnen. Dat kan zich uiten in ontkenning of weerstand. Daar tussenin kan zich nog de deelnemer bevinden die openstaat voor nieuwe wegen, maar nog aarzelt. Dit vraagt van de facilitator een flexibele aanpak, waarbij hij de verschillende groepsleden op een andere manier zal moeten benaderen.  

 Meer weten? Zie Teamontwikkeling